login leden
nieuws  06-04-2023 

Wonen; status of werkwoord?

foto @ C-Mine

 

Column 6 april 2023 tekst: Martin Pot

 

Wonen; status of werkwoord?

 

Deze maanden is in Kunst- en Cultuurcentrum C-Mine in het Belgische Genk een tentoonstelling te zien rond de Italiaanse ontwerper Enzo Mari (1932-2020); als overtuigd communist pleitte hij voor een designmethodiek die het voor een ieder mogelijk maakte een betrokken en actieve rol te spelen in het vormgeven en vervaardigen van de directe omgeving. Mari had echter ook een grondige hekel aan de wegwerpmaatschappij en wilde bij de consument een beter begrip voor het ontwerpen en fabriceren van producten teweegbrengen.

 

Want het lijkt op het eerste gezicht zo voor de hand liggend: we bouwen huizen waarvan wordt verwacht dat ze zich ontwikkelen tot woningen; tot een omgeving die, ‘bezielt’ door de bewoner transformeert tot een persoonlijke ‘sphere’, in de woorden van Sloterdijk. Dit proces start echter niet met een tabula rasa; de ruimtelijke kaders die dit mogelijk moeten maken zijn vooraf door derden bedacht, bepaald, vormgegeven en gerealiseerd, de bewoner rest weinig anders dan inpassen en aanpassen.

 

Status quo

 

Het zal slechts weinigen in ons vakgebied ontgaan dat de huidige discussies rond onze huisvesting zich mede juist daarom teveel concentreren op de verkeerde onderwerpen. In de huidige plannen van minister Hugo de Jonge is, naast meer van hetzelfde, een rol weggelegd voor industriële bouw en tijdelijke woningen, met de nadruk op betwistbare aantallen. Ieder initiatief voor andere systemen van bouwen, iedere gedachte aan een meer flexibele en duurzame wijze van huisvesting lijkt bij voorbaat te worden verbannen naar de prullenbak. Vastlopend op overig meer ideële opties anders dan het traditioneel inert blijven bouwen zoals we dat al decennia doen. Daarnaast is en blijft onze huisvesting als marktsysteem een technisch/rationeel (en commercieel) proces; we bouwen huizen gebaseerd op abstracte aannames over hoe de bewoner wil wonen, nu dan wel over 25 of 50 jaar. We bouwen huizen, we faciliteren geen wonen.

 

Is dit erg, hoor ik regelmatig mensen vragen. We moeten per slot van rekening voorzien in woningen, er zijn er (veel) te weinig want ook vluchtelingen/statushouders hebben recht op een woning; nog afgezien van de ca. 50.000 daklozen in ons land. Ons bestaan speelt zich af in wat we benoemen kwalificeren als een samenleving; consequentie is dat ons wonen zich niet zou moeten beperken tot het letterlijk naast elkaar bestaan van individuele eenheden maar vooral dat samen leven faciliteert. Vrij vertaald; we verbergen niet iedere vorm van wonen in een eigen hokje maar organiseren de mogelijkheden tot collectiviteit en gemeenschappelijkheid; en veel nog belangrijker, eigen initiatief en (creatief) handelen.

 

Ideale staat

 

Dat impliceert dat het aanpassen en veranderen van de kaders voor leefruimte, vooraf als ontwerp-criterium moet worden opgenomen; het houdt in dat het onvoorziene, het onverwachte een integraal onderdeel moet worden van het ontwerpproces. Een sociaal gericht voorbeeld en interessante ontwerp-opdracht: neem in elk nieuwbouwproject voor appartementen een of twee eenheden op van ca. 5 m2. met eenvoudige sanitaire voorzieningen ten behoeve van daklozen; niet als permanente huisvesting maar als basaal onderdak en sla de kosten om over de beheerder/eigenaar. Het huidige systeem van gestandaardiseerde typologieën en eenheden voorziet echter niet in (tijdelijke) verblijfsvormen die niet als zodanig zijn of worden gekwalificeerd; het blijft de niet-herkenbare anomalie. Nomadisme, in welke vorm dan ook is nog altijd een bestaanswijze die zich niet conformeert aan de gekende orde en daarmee niet te profileren is.

 

Veronderstel echter dat de afwijking de standaard wordt; geen voorgeschreven typologieën maar ad-hoc invullingen binnen een groter kader, geen huizen maar gestandaardiseerde, duurzame en modulaire inbouw-systemen die door de bewoner kunnen worden gebruikt en naar behoefte worden ingezet, voor zolang als gewenst of nodig. Daar waar nu ruimte de bepalende ontwerp-factor is, zal tijd leidend zijn; met als gevolg een flexibele systematiek die ons in staat stelt te wonen, d.w.z. niet te leven in een passieve afgezonderde cel maar actief te wonen in een omgeving die adaptief is, reageert op verandering en invloeden.

 

De zoektocht naar andere ruimtelijke vormen ten behoeve van meer ruimtelijke opties voor onderdak is geenszins nieuw: rond 1950 ontwikkelde Richard Buckminster-Fuller zijn ‘geodesic domes’, grootschalige bolvormige structuren die functioneerden als multi-functionele ruimtes. In dezelfde periode ontwierp Konrad Wachsmann min of meer vergelijkbare structuren, zonder de kenmerkende bolvorm; industrieel vervaardigd en multi-functioneel. Meer recent; de Universiteit Stuttgart creëerde in 2021 het ‘Maison Fibre’ , een gerobotiseerd, gefabriceerde structuur op basis van carbonfibers zodat met minimale materialen maximale vrijheid kan worden gerealiseerd.

 

Deze grotere kaders vormen een op zich neutrale omgeving; een die de basale structurele functie vervult van het creëren van een membraan tussen binnen en buiten zodat niet – in dit geval – elke woning separaat in deze functionaliteit hoeft te voorzien. Het laat tevens alle ruimte voor individuele expressie binnen een collectief geheel; het is een habitat die als gemeenschappelijke ruimte kan worden ingevuld, vormgegeven, beheerd en geleefd. Architectuur is allereerst organiseren; de vraag is of dat ook altijd bouwen impliceert. Het betekent wel, in de formulering van Jeremy Till, een architectuur die geen ‘frozen moment’ meer is maar het bouwen van het onvoltooide; het ruimte laten aan de verbeelding en dat wat de bewoner(s) nu en later zien als het voltooien van hun leefruimte.

 

Conclusie

 

Huisvesting is niet uitsluitend een individuele noodzaak maar dient met name ook een gemeenschappelijk belang; de huidige nadruk op ‘tiny houses’ en fabrieksmatig geproduceerde individuele woningen vormen geen structurele oplossing voor de brede behoefte en noodzaak tot huisvesting. Evenmin is het aan project-ontwikkelaars om te bepalen hoe onze huisvesting er uit moet zien. Wonen; status of werkwoord? Het is aan bewoners om, samen met (interieur)architecten hun collectieve en individuele omgeving vorm te geven binnen de ruimere collectieve kaders die de gemeenschap heeft vastgesteld. Dat vormt de basis voor een gezonde samenleving en de voorwaarden voor wonen.

 


Martin Pot is onderzoeker, schrijver, interieurarchitect. Hij houdt zich bezig met de theoretische, filosofische en technologische aspecten omtrent de relatie tussen technologie en de gebouwde omgeving/architectuur. In november 2020 publiceerde hij het boek Home in a hybrid world. Momenteel werkt hij aan een serie essays rond architectuur, technologie en wonen.

 

Lees ook Martin’s terugblik Meetup HKU

 

Expo Enzo Mari
curated by Hans Ulrich Obrist with Francesca Giacomelli
te zien tot en met 29.05.23

 

Enzo Mari
Na zijn studie aan de Academia di Brera in Milaan begon Enzo Mari zijn carrière. Hij experimenteerde met nieuwe materialen en had een bijzondere aandacht voor de functionele aspecten van meubels. In de jaren ’60 bracht hij zo een revolutie teweeg in de designwereld door objecten ‘voor gewone mensen’ te ontwerpen. Dit leidde tot creaties die niet enkel de tand des tijds konden doorstaan, maar die ook los stonden van trends. Lees verder

 

-

vind een interieur­architect

vind een IA
  1. word lid

 

Profiteer van de voordelen van een lidmaatschap van bni. Word nu lid

 

klik hier

word lid