login leden
nieuws  24-09-2024 

De klant: Kantoor vol afval. En nu door.

 

 

 

 

 

Nook Hard Reboot

 

Bovenstaand artikel is een publicatie uit NOOK Hard Reboot van juli 2024. We belichten hierin dat duurzaamheid niet alleen een technische noodzaak is in het vak, maar juist een creatieve drijfveer is om het vak opnieuw te definiëren. Het nummer bevat onder andere een interview met Jeanne Gang over haar methoden, bespreekt klimaatneutrale gebouwen die technologie slim integreren. We kijken naar het gebruik van bio-based en hergebruikte materialen en bespreken de opleiding van toekomstige architecten. De food for thought gaat het over de esthetiek van circulair bouwen. Bestel het hele nummer hier.

 

Nederlandse vertaling van het interview: The Client. Set an example.

 

 

 

DE KLANT

EEN VOORBEELD STELLEN

 

Als interieurarchitecten kunnen we toegewijd zijn aan het bevorderen van duurzaamheid in de industrie, maar we hebben ook gelijkgestemde opdrachtgevers nodig. JILLE KOOP, YURI KLOET JULIÃO en JUDITH RODENBURG van het Rijksvastgoedbedrijf, de grootste vastgoedentiteit van Nederland, die in 2024-2025 naar verwachting voor meer dan twee miljard euro aan aanbestedingen uitschrijven, zijn vastberaden pleitbezorgers van deze zaak. NOOK sprak met hen over het duurzaamheidsprogramma van de overheid en de voortrekkersrol die zij kan spelen.

 

INTERVIEW JILLE KOOP EN YURI KLOET JULIÃO

 

NOOK: Jille, jij bent adviseur circulair, klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen bij het Rijksvastgoedbedrijf. Waarom ben je zo geïnspireerd door en toegewijd aan duurzaam bouwen?

JK: De bouwsector kan, net als andere sectoren, bijdragen aan het afremmen van klimaatverandering. Als je dat wilt doen, moet je duurzaamheid holistisch benaderen. Het gaat niet alleen om het verminderen van CO2- en stikstofemissies, maar ook om klimaatadaptief, circulair en natuurinclusief bouwen. Het verbeteren van de natuurlijke omgeving en het herstellen van de biodiversiteit drijven mij enorm, zowel professioneel als privé. Ik voel me echt thuis bij Rijksvastgoedbedrijf, dat de grootste portefeuille vierkante meters in Nederland beheert, waardoor we een grote impact kunnen hebben in het teweegbrengen van die verandering.

YKJ: Ik werk al meer dan tien jaar als architect bij het Rijksvastgoedbedrijf en vanaf dag één hebben we ons ingezet om duurzame keuzes te maken, nog voordat we het circulair bouwen gingen noemen. We hebben hier nu een hele afdeling voor. Mijn zorg is dat de hele bouwsector traag in actie komt. De intenties zijn er, maar er is meer urgentie nodig in deze context. NOOK: Kun je uitleggen wat jouw rol als architect inhoudt vanuit het perspectief van de klant?

YKJ: Ik ben al vroeg betrokken bij de initiatieffase, het maken van analyses en het maken van analyses en studies van locatie(s) en programma, en het formuleren van de scope, doelen en ambities. Tijdens en na de aanbestedingsfase beoordeel ik voorstellen op basis van de criteria die we hebben opgesteld, vraag ik me af of we op de goede weg zijn en zorg ik ervoor dat de architect binnen het bouwteam zijn rol goed kan vervullen. Het kan soms gebeuren dat in de ontwerp- en bouwfase van een project de aannemer het voortouw neemt. Het is dan niet altijd vanzelfsprekend dat de architect voldoende invloed heeft op bepaalde (esthetische) keuzes. Met mijn eisen en kaders streef ik naar een gelijk speelveld waarin de aanbestedende architect een rol kan houden in het leveren van de juiste kwaliteit. Voor het project Kantoor Vol Afval (KaVA) had architect Josse Popma van Popma ter Steege Architecten een sterke rol in het team en hoefde ik weinig in te grijpen. Ik streef ernaar de architect in zijn kracht te zetten en hem de ruimte te geven om zijn werk goed uit te voeren.

 

NOOK: Vindt u dat u als opdrachtgever met het grootste inkoopbudget van Nederland een voortrekkersrol heeft?

JK: Ik denk van wel. Zes maanden geleden hebben we in ons managementteam een gedurfde uitspraak gedaan: we bouwen duurzaam, of we bouwen helemaal niet. We hebben een routekaart gemaakt, ‘Routekaart 2.0′, die dit onderbouwt en afgestemd op onze doelstellingen voor 2030 en 2050. We hebben vier belangrijke duurzaamheidsthema’s geïdentificeerd: circulair, energie, natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen. Tegen 2030 willen we bijvoorbeeld het gebruik van niet-duurzame bouwmaterialen halveren. KaVA is ons nieuwste project waarbij we de mogelijkheden van vandaag verkennen en verschuiven in hoe we op een kwalitatief hoogstaand niveau kunnen renoveren, met een primaire focus op hergebruik van tweedehands materialen in bouwisolatie, installatie, afwerking en dragende constructie. Om ons aanbestedingsproces te verbeteren, hebben we onze doelstellingen op onze website gepubliceerd om aan de markt kenbaar te maken hoe we voortaan zullen inkopen op het gebied van duurzaamheid. duurzaam inkopen. Door dit openbaar en transparant te maken, verankeren we deze principes als onze nieuwe standaardpraktijk binnen onze organisatie en laten we marktdeelnemers weten dat we onze doelen serieus nemen. Ze hebben de kans om zich aan te passen aan onze standaarden, die in lijn zijn met duurzame doelen in Nederland, of ze zullen de boot missen. De markt wordt al in een vroeg stadium geïnformeerd over de normen die de minimumcriteria vormen. Bij aanbestedingen belonen we vaak deelnemers die nog hogere doelen bereiken.

YKJ: Voor het KaVA-project heb ik een document ‘Ambitie en ruimtelijke opgave’ gemaakt, gepubliceerd op Tender-ned.

 

IN ONS MANAGEMENTTEAM HEBBEN WE EEN GEDURFDE UITSPRAAK GEDAAN: WE BOUWEN DUURZAAM OF WE BOUWEN HELEMAAL NIET

 

De centrale vraag was: Wat maakt een circulair kantoor voor overheidsmedewerkers met hergebruikte materialen? Ik ontwikkelde ook een voorlopig constructief ontwerp om de belangrijkste kantooreisen te definiëren, zoals het inbouwen van een vide, een geveldoorbraak, meer natuurlijk licht en een grotere openheid van de werkruimte. Dit gaf de aanbestedende architect inzicht in de benodigde ingrepen en de schaal ervan, waardoor we konden bepalen welke inschrijver de meest circulaire producten kon maken voor verschillende aspecten, zoals de binnenwanden, of de meest circulaire doorbraak kon realiseren.

 

NOOK: Hoe zorgen jullie ervoor dat de duurzaamheidsdoelstellingen van een project worden behaald?

YKJ: We werken vooraf met een UAV-GC contract (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contracten), waarin we de aannemer verantwoordelijk houden om aan te tonen dat hij aan onze eisen voldoet. Bij aanvang stellen we de eisen en gunningscriteria vast. Na gunning van het contract moet de gecontracteerde partij aantonen dat ze aan de eisen voldoet en samen met ons valideren of de oplossingen die ze aandraagt in lijn zijn met de eisen met onze verwachtingen. Dit geeft de gecontracteerde partij de vrijheid om met verschillende oplossingen te komen. We voeren ook risicobeoordelingen uit om eventuele risico’s onderweg te signaleren.

JK: Dit betekent een aanzienlijke werkdruk voor de aannemer om dit allemaal te laten zien, maar we hebben regelmatig vergaderingen met hen om de voortgang en knelpunten te bespreken en kennis uit te wisselen. Het komt voor dat we iets vragen wat tijdens het project onhaalbaar blijkt te zijn. In deze situaties onderzoeken we samen welke scenario’s mogelijk zijn en bespreken we wat in dit geval de best mogelijke oplossing is die past bij de belangrijkste succesfactoren van het project.

 

NOOK: Doen jullie soms concessies aan de esthetiek om duurzaamheidsdoelstellingen te halen?

YKJ: In principe zijn esthetische overwegingen de verantwoordelijkheid van de ontwerpende partij. Ik moet vertrouwen op hun competentie en vaardigheden. Wij beoordelen of het project voldoet aan onze eisen en doelstellingen. De aanbestedingsprocedure geeft ons ook een goed inzicht in de strategy en kwaliteiten die de ontwerper nastreeft. Bij projecten met een sterke focus op hergebruikte materialen moeten echter voortdurend esthetische afwegingen worden gemaakt. Wanneer we een partij binnenmuren aantreffen met slijtage of kleine beschadigingen, wordt de vraag voor ons: “Vinden we dat acceptabel, of wijzen we het af?” Dit soort gesprekken voeren we met de ontwerper.

 

NOOK: Interieurarchitecten worden vaak te laat bij projecten betrokken. Zou een groeiende vraag naar een holistische, duurzame benadering die exterieur en interieur integreert hierin verandering kunnen brengen?

YKJ: De markt voor circulair bouwen is nog niet volledig ontwikkeld. Om het KaVA-project circulair te laten slagen, moesten we soms beslissingen nemen over binnenwanden terwijl we nog in de voorontwerpfase zaten, vanwege de mogelijkheid om een partij materialen aan te schaffen. Normaal gesproken zou je tijdens de uitvoeringsfase van het ontwerp nog kunnen beslissen over het type wand dat je wilt, maar nu hadden we de mogelijkheid om een partij materialen aan te schaffen.

uitvoeringsfase, maar nu moesten we die beslissingen eerder nemen. Daarom worden interieurontwerpkwesties soms eerder in het proces aangepakt.

JK: Door de aard van deze taak was de aannemer al aan het oogsten en cureren in het donorgebouw. Josse Popma keek al met een interieurperspectief naar de bouwplaats waar ze dingen aan het ontmantelen waren toen het project zich nog in de voorontwerpfase bevond. Je ziet dus een verschuiving van interieurontwerp naar voren komen. YKJ: We pakken dit ook aan door geïntegreerde opdrachten te geven die exterieur- en interieurelementen combineren tot één enkele, holistische taak waarbij constructie en ontwerp worden gecombineerd.

 

NOOK: Is het nog steeds moeilijk om één-op-één hergebruik in de bouw van de grond te krijgen?

JK: Ja, het is nog niet voldoende ontwikkeld. Ik denk dat het gaat lukken als aannemers de juiste partners aan zich hebben weten te binden, als ze in de aanbestedingsfase al een partner in hun netwerk hebben die kennis heeft van circulaire producten en weet waar ze terecht kunnen voor snelle aanpassing.

YKJ: Het gaat langzaam, maar ik zie wel vooruitgang. Bij onze laatste aanbestedingen zie ik dat partijen met biobased oplossingen komen, maar nu al uitrekenen dat een deel van die binnenwanden uit hergebruik zou kunnen komen. Ze kunnen het misschien nog niet direct in beton gieten, maar ze spreken wel de ambitie uit om dat te doen. Er vindt een verschuiving plaats.

 

NOOK: Duurzaam bouwen vergt hogere investeringen. Is jullie budget ook gestegen?

YKJ: Nee, het doel van het KaVA-project was om het binnen een regulier budget te realiseren – wat ons heel goed gelukt is – om te laten zien dat duurzaam bouwen niet duurder hoeft te zijn. Er is wel een verschuiving in het budget. Bij een project als dit komt meer arbeid kijken. Als je zaken moet opslaan, ontmantelen, inspecteren en verwerken om aan de eisen te voldoen, verhogen al deze stappen de kosten. Voor KaVA zagen we circulaire interventies die concurrerend zijn met business as usual, en sommige circulaire producten waren niet het resultaat van extra arbeid.

 

NOOK: Ben je optimistisch dat de sustainability-doelstellingen van de overheid gehaald zullen worden?

JK: Ik denk dat er nog veel werk te doen is, maar ik denk dat we met onze huidige aanpak en onze routekaart in lijn zijn met de doelstellingen.

YKJ: We streven ernaar onze doelen te bereiken en zetten ons volledig in voor deze inspanning.

JK: Een valkuil van innovatieve projecten zoals KaVA is dat kennis vaak binnen het project blijft en ofwel met deelnemers naar andere projecten verhuist of verwatert. We streven ernaar onze ervaringen en inzichten uit dit project te delen op onze website, met perspectieven van alle betrokken partijen. Door deze informatie te publiceren, moedigen we anderen aan om onze lessen te integreren in hun projecten en zo bij te dragen aan het behalen van de 2030- en 2050-doelstellingen voor circulair bouwen. [TS]

 

INTERVIEW JUDITH RODENBURG

 

NOOK: Waarom bent u zo geïnspireerd door en toegewijd aan duurzaam bouwen?

JR: Ik beschouw het als een basisvereiste in de wereld van vandaag. Het is praktisch een voorwaarde om te mogen bouwen. Voordat je begint met bouwen, moet je je altijd eerst afvragen: waarom bouw je dit? Wat wil je bereiken? En wat voor ruimte geef je terug aan de stad? Want één ding is zeker: niets bouwen is het meest duurzame wat je kunt doen. Maar als je iets bouwt, doe het dan duurzaam in elk aspect – van stedenbouwkundige planning tot interieurontwerp en gebruik. Ik ben vooral gepassioneerd door projecten in dichtbevolkte stedelijke gebieden die niet alleen een aanzienlijke sociale waarde genereren, maar ook een schaal creëren tussen stedenbouw en architectuur. Door een gebouw goed te integreren met zijn context, zowel fysiek als programmatisch, kan het zijn omgeving effectiever stimuleren.

 

NOOK: Denkt u dat het Rijksvastgoedbedrijf als model dient in de markt als het gaat om het realiseren van projecten op een duurzame manier?

JR: Absoluut, en dat was een van de redenen waarom ik hier tien jaar geleden solliciteerde. Als wij niet het goede voorbeeld geven, hoe kunnen we dan verwachten dat andere vastgoedeigenaren dit voorbeeld volgen om duurzame projecten te realiseren? Natuurlijk zal dit ook gebeuren als Rijksvastgoedbedrijf deze agenda doorzet. Als grootste vastgoedeigenaar van het land kun je wel degelijk een verschil maken en heb je ook de plicht om dat te doen.

 

NOOK: Wat kan de particuliere sector leren van de Rijksvastgoedbedrijf over het bereiken van duurzaam bouwen?

JR: Dat het niet gaat om het soort label of certificering dat je krijgt, maar om de daadwerkelijke resultaten. En het gaat erom dat je je echt richt op kwaliteit, niet alleen op tijd en geld. Binnen mijn organisatie moet ik hiervoor blijven vechten. Als we echt goede, tijdloze architectuur maken die ook adaptief en toekomstbestendig is, dan is dat de meest duurzame keuze die je kunt maken. Soms betekent dit dat we iets meer tijd nodig hebben om te innoveren, of dat we nu iets meer geld moeten investeren voor de toekomst, maar daar zal ik altijd voor blijven pleiten.

 

NOOK: Heeft esthetiek soms te lijden onder strenge duurzaamheidsregels? Hoe bewaart u de balans zodat het project visueel aantrekkelijk is en toch voldoet aan de duurzaamheidsdoelstellingen?

JR: Nee, niet per se. Ik denk dat het ook afhangt van de mindset die je vanaf het begin hebt. Ik denk dat duurzaamheid en esthetiek elkaar kunnen versterken als er vanaf de conceptfase en bij het formuleren van de aanvraag naar de markt toe duurzaam wordt gedacht. Je moet het vanaf het begin integreren, snel communiceren met alle disciplines en er genoeg tijd voor uittrekken.

 

NOOK: Is het renoveren van een kantoor dat een nationaal historisch monument is moeilijker qua duurzaamheid dan een gewoon kantoor?

JR: Nee, dat is het niet. Het zou zelfs makkelijker kunnen zijn. Ik werk momenteel aan de renovatie en uitbreiding van het voormalige postkantoor in Arnhem dat wordt omgebouwd tot overheidskantoor. Omdat het een gemeentelijk monument is, vereist het extra zorg en aandacht. Maar het is ook een sterk argument om te investeren in kwaliteit en duurzaamheid voor het behoud op de lange termijn. De samenwerking tussen de ontwerper en ons wordt meer een partnerschap omdat we allebei streven naar een respectvolle renovatieaanpak om het karakter van het monument te behouden. [TS]

 

HOE KUNNEN WE VERWACHTEN DAT VASTGOEDEIGENAREN DIT VOORBEELD VOLGEN ALS WIJ NIET HET GOEDE VOORBEELD GEVEN?

 

 

fotobijschriften in het artikel: 

 

Foto: Populair hout

Bij de herinrichting van de entreehal van het rijkskantoor in Utrecht, in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf als biobased materiaal pilot, onder leiding van architectenbureau De Twee Snoeken, was snelgroeiend en lokaal gewonnen populierenhout prominent aanwezig in het ontwerp. Andere biogebaseerde toepassingen zijn onder andere akoestische panelen gemaakt van cellulose, tarwe en aardappelzetmeel, en een aantal wanden gemaakt van rietstengels die in de Weerribben zijn geoogst. Architectenbureau De Twee Snoeken, foto: Joep Jacobs

 

Foto: De grootste besparingen

Voor het overheidskantoor in Haarlem was de opdracht om het gebouw te renoveren in plaats van te kiezen voor nieuwbouw. Beyond Space en MVSA Architecten pasten hun ontwerpprincipe toe op de uitvoering: de grootste besparingen ontstaan door wat je niet bouwt. De bestaande structuur werd maximaal voorgesaneerd, waarbij de sloopwerkzaamheden zich beperkten tot het verwijderen of demonteren van het bestaande interieur. De uitbreiding van het gebouw is ontworpen om rond, de- monteerbaar en opnieuw monteerbaar te zijn. Foto: Beyond Space & MVSA Architecten

 

Foto: Post-life

Definitieve ontwerp renders van De Nieuwe Post, een voormalig postkantoor vlakbij het station van Arnhem, worden verbouwd tot overheidskantoor. [linksboven] In het oude gebouw is de oorspronkelijke dubbelhoge ruimte hersteld door een later toegevoegde verdieping gedeeltelijk te verwijderen. [rechtsboven]

Een impressie van de houten toppings, die volledig demontabel is, waardoor de materialen volledig herbruikbaar zijn en kunnen dienen als toekomstige voedselbank. Renders: Kraaijvanger Architects

 

Foto: ir. Judith Rodenburg

Architect Rijksvastgoedbedrijf

 

 

____________________________

 

Architect@Work presentatie 11-9-24

 

 

 

Tijdens Architect@Work in Rotterdam in september presenteerde Jille Koop in het verlengde van het interview in NOOK: “Kantoor vol afval. En nu door!” Onderstaand de links waarnaar hij in zijn presentatie heeft verwezen:

 

 

 

 

 

-

vind een interieur­architect

vind een IA
  1. word lid

 

Profiteer van de voordelen van een lidmaatschap van bni. Word nu lid

 

klik hier

word lid